Het persoonlijke is politiek

Het persoonlijke is politiek.

Deze zin draait al een tijdje in mijn hoofd en vandaag kon ik een glimp opvangen van wat het me al die tijd wil zeggen.

‘Het persoonlijke is politiek’ las ik ooit in een van de gedichten van Adrienne Rich (Amerikaanse dichteres). Het zinnetje is opeens teruggeroepen door mijn lange termijngeheugen.

De recente gebeurtenissen in Turkije houden mij bezig. Ik begrijp de intensiteit niet; ik woon al jaren in Nederland, heb het naar mijn zin hier en zover ik kan beoordelen heeft Nederland het ook goed met mij. Dagenlang ben ik Facebook berichten aan het afstruinen en ben van slag.

Zo langzaam krijgt het ‘van slag zijn’ woorden die druppelsgewijs bij me binnenkomen.

Ik heb geen verstand van politiek; ik heb geen overzicht van wie waarvoor staat en wie waar tegen is in Turkije. Ook ben ik geen historicus die een gedegen uitleg kan geven over wat er gaande is. Echter het is voor mij ook niet zo belangrijk wie wat is en wat heeft gedaan en waartegen men is.

Er is een Turks spreekwoord dat mijn gevoel, dat misschien ongeïnteresseerd over zal komen, hetgeen het absoluut niet is, kan weergeven. ‘In een gevecht tel je niet het aantal vuistslagen dat je krijgt en toedient’ (Kavgada yumruk aranmaz).

Hetgeen neerkomt op: het is en blijft een gevecht, als je eenmaal in dat gevecht bent terechtgekomen, zul je slaan ook al heb je dat nooit gewild en je zult ook klappen krijgen. Het is nutteloos om een balans op te maken, want een gevecht is een gevecht en je bent erbij betrokken.

Ik wil naar dat gevecht kijken, als een toeschouwer zonder een vinger te wijzen en zonder een partij te kiezen of verwijten te maken. Om dit te kunnen doen, moet ik het wel persoonlijk maken.

Elk individu heeft een persoonlijk verhaal dat gekleurd wordt door de specifieke gezins- en familiegeschiedenis. We worden gevormd door onze ouders, de mate van hechting, veiligheid en de mate waarin we liefde of andere dingen krijgen waar we behoefte aan hebben. Zo is mijn geschiedenis gekleurd met alles alleen moeten doen omdat mijn ouders niet beschikbaar waren voor mij. En doordat mijn vader mij buitensloot, heb ik een hele lange tijd het gevoel heb gehad dat iedereen mij uitsloot. Zo dragen we sporen van onze jeugd mee naar ons volwassen leven. En zo komen we keer op keer lagen tegen waar we iets mee moeten. Wij krijgen ook wel wat positiefs van onze ouders. Hoe dit eruit ziet is weer afhankelijk van de generatie waar je ouders en jij toe behoren. Omdat ik alles alleen moest doen, heb ik ook een dosis onafhankelijkheid kunnen ontwikkelen die een deel van mijn persoonlijkheid vormt en zal blijven vormen.

Een ander niveau waar we mee belast zijn is de collectieve erfenis waar we mee te dealen hebben. Deze erfenis heeft positieve en negatieve kanten. Van mijn Turkse erfenis heb ik bijvoorbeeld een dosis solidariteit voor de medemens en gastvrijheid meegekregen. Ik zeg altijd dat ik mijn succes te danken heb aan de erfenis die ik uit mijn geboorteland heb mogen meenemen. Deze erfenis heeft me in Nederland ook veel gebracht. Na een periode van verwarring kon ik mijn Turkse kanten laten zien en manifesteren. Het is goed ontvangen, het maakte de weg voor me vrij om te staan waar ik nu sta; voor synergie van culturen en erfenissen om als mensheid een stap verder te kunnen zetten.

Maar er is ook nog de schaduwkant van deze erfenis. Waarschijnlijk geldt dit voor alle culturen. Elementen als diepere loyaliteiten; partij moeten kiezen; het zwart- wit denken zonder een tussenruimte; gender ongelijkheid; cultuur van zwijgen en schaamte; angstcultuur waarmee gezinnen en mensen mee doordrenkt zijn; cultuur van gehoorzaamheid en ga zo door. Het zijn elementen van een cultuur die het proces van individualisering nog niet heeft gestart.

En toch trok dat onrust mij wel; ik las linkse boeken, Fakir Baykurt, Nazim Hikmet, Atilla Ilhan, Cetin Altan nog veel meer. De linkse beweging had mijn sympathie. De onrust in mijn geboorteland was een gevoel dat ik van mezelf ook kende. Zich benauwd voelen onder een keurslijf; vergaande consequenties als je tegen het regime (welke dan ook) was.

Hier wil ik een verhaal vertellen van een kennis van mij. Hij was 15 jaar oud en had een boek gelezen met een Marxistisch accent. Wat hij las sprak hem zo aan dat hij naar een leraar ging en deze leraar op de hoogte stelde van zijn pas opgedane inzichten. De leraar heeft hem bij de politie aangegeven; hij is een dag vastgehouden, gemarteld en vrijgelaten. Achteraf bleek dat de politie ook zijn vrienden had verhoord; al zijn vrienden hadden bevestigd dat hij Marxistische ideeën had. In een klap was zijn onschuld en vertrouwen in de volwassenen en zijn vrienden kwijt.

Ik heb zelf nooit lang genoeg in Turkije gewoond om zelf deze sfeer mee te kunnen maken. Maar de angst om te zijn wie ik ben is er altijd geweest. Een soort van mezelf verbergen; niet al te veel ontwikkelen en individualiseren, want de gevolgen zijn dat je dan alleen komt te staan. Dat is de diepere angst van elke Turk. Niet van jezelf mogen zijn, en dat geldt voor zowel mannen als vrouwen, ook al gaan beiden seksen er anders mee om. Er is altijd een claim op je vanuit de familie of vanuit de gemeenschap. Natuurlijk heeft dit ook hele fijne kanten; onvoorwaardelijk geaccepteerd worden en een plek hebben in de gemeenschap zijn dingen die het individu grond onder de voeten geven. Maar wat als je eruit valt? Wat als je zelf een andere invulling wilt geven aan je plek en aan je bijdrage? Daar zit een diepe angst bij iedereen. Diepe loyaliteiten aan de groep waartoe men behoort. Deze angst heb ik altijd gevoeld, als kind al. Zonder dat me verteld werd wat wel en niet mag, wist ik donders goed hoe ik me moest gedragen. Daarbij wist je ook dat alle ogen op je gericht waren en dat je niet zomaar je eigen ik kon uitleven, als die er al was.

Je ideeën zelf ontwikkelen en jezelf een anker geven vanuit je individuele ik, is een terrein waar in het maatschappelijk leven in Turkije geen referentiekader voor is. Er is een constant reageren op elkaar; een verklitting van verschillende kleuren maar allemaal van dezelfde medaille.

Als kind had ik last van de ogen van buiten, de sociale druk en de angst die constant om de hoek loerde; o wee als je een verkeerde beweging maakt. En het van de ander verwachten dat die het probleem oplost. De grote verlosser in welke vorm en identiteit dan ook. Alles werd van iemand, van een hogerhand verwacht. Of het nou Allah was of een sterke leider. Ik ademde in een volk dat de eigen kracht zodanig niet meer voelde, dat ik er benauwd van werd.

Vaak trok ik me dan ook terug in het kippenhok en deed mijn vingers in mijn oren om mensen niet te horen; ik wilde alleen zijn om mijn eigen mening te kunnen voelen. Wat voelde Jale eigenlijk? Wat dacht Jale eigenlijk? Zonder dat er mensen om haar zijn die van alles vinden; als kind al vond ik dat iedereen elkaar tegensprak. Die was daar tegen en de ander was weer voor die en die. Zeer verwarrend. De kippen keken naar mij en ik keek naar hun onder het genot van de kippenstront waarmee het kippenhok bezaaid was. Het zal niet verbazen dat ik de naam had in mijn buurt van ‘een raar meisje’. Ja, ja, ik was er een eentje met een afwijking.

Daarom sprak de linkse hoek me aan; die hadden het over verzet; over wie de onderdrukker was en dat ze ertegen waren. Er was vijandigheid naar de andere kant; naar de rechtse kant, naar de regering. Wie niet links was, was verkeerd. Geweld was fout; onderdrukking was verkeerd; kwaad was fout.

Niemand vroeg zich af wat het kwaad en de onderdrukking ons wilde vertellen. We vochten ertegen; maar wat dan wel? Wat voor een visie was er dan wél? Daar bleef het heel lag stil….

Nu realiseer ik me dat alles wat uit verzet en reactie op iets, gedoemd is te falen zolang we niet tot de boodschap van dat kwaad kunnen doordringen en begrijpen wat het wil vertellen, waar het voor staat.

Soms brengt de geschiedenis iets steeds weer terug en legt het steeds weer terug op ons bord; zodat we die boodschap leren begrijpen. En het verraderlijke is, dat de vorm waarin de partijen tegenover elkaar staan in feite niets uitmaakt. De ene keer zijn het de linkse mensen die onderdrukt worden en de andere keer zijn het de gelovigen. Er zit een dynamiek in de samenlevingen; net als bij een persoonlijke geschiedenis, hebben culturen ook een geschiedenis van trauma en dingen hebben laten liggen. Wie eerst dader was, wordt later slachtoffer; en vice versa. In de Pedagogie van de Onderdrukten schrijft Paulo Freire: ‘Er is binnen elke samenleving een laag die onderdrukt wordt. En erin gelooft dat hij zelf niets aan zijn situatie kan verbeteren. Hij is een slachtoffer; kan alleen maar tegen of voor zijn. Hij is afhankelijk van een sterke leider, die hem komt redden; want zijn geloof in zichzelf is nihil. Daar zit ook zijn dramatiek. Maar zodra hij de kans krijgt om macht uit te oefenen, maakt niet uit hoe en in welke mate, zal hij de ander die van hem afhankelijk is veel meer onderdrukken dan hij zelf ooit is onderdrukt. Ook zal hij mensen om zich heen verzamelen die, net zoals hij, niet meer erin geloven dat zij hun onderdrukte positie zelf kunnen verbeteren”.

Er is veel verzet, agressie, en geweld geweest en is er nog, binnen de Turkse samenleving; tot op heden heb ik geen enkele analyse gehoord wat dit geweld ons echt te vertellen heeft. Daar willen we namelijk niet naar luisteren. Te druk met partij kiezen en te druk met iemand de schuld geven. Te druk met elkaar hekelen.

Mijn eerste man was een Turk. Nadat we in Izmir zijn getrouwd zijn we naar Nederland gekomen. Hij had tot zijn 24ste in Turkije gewoond en was nooit in Europa geweest. Hij had sympathieën met de linkse beweging en was tegen de regering en de rechtse groeperingen.

In die tijd schreef ik af en toe in de krant ‘De Waarheid”, de krant van CPN. Het merendeel van mijn artikelen was gebaseerd op mijn dagelijkse waarnemingen en mijn ervaring als tweede generatie Turkse vrouw. Een artikel dat ik me kan herinneren was dat ik vond dat belangenbehartiging in Nederland niet meer op grond van etniciteit moest gebeuren maar op grond van een gezamenlijk belang. Dat we als bewoners van dit land samen moesten vechten tegen, bijvoorbeeld verlaging van de kinderbijslag of belastingverhoging, of andere dingen van die orde.

Dat ging toen over zelforganisaties; ik vond dat er meer gezamenlijkheid moest zijn tussen de belangenbehartigers van de Nederlandse samenleving en van de migrantengemeenschappen.

Mijn matige toon werd door de krant goed ontvangen en men vroeg me of ik meer artikelen wilde schrijven. Het was rond 1984.

Op een gegeven moment kreeg ik een boek van de redactie met het verzoek om een recensie te schrijven. Natuurlijk wilde ik dat. Toe ik bezig was met lezen en aantekeningen maken, kwam mijn man naast me staan en vroeg wat ik deed. Vaak praatten we over de dingen die ik schreef en hij hielp me wel eens om dingen te formuleren. Ik liet hem het boek zien; hij keek naar het boek, zag daar een naam staan van een Turkse dichter. Hij zei meteen, ‘deze man is een opportunist, hij is verkeerd bezig’… Voordat ik kon vragen wat hij daarmee bedoelde, kraakte hij de hele man af. Als hij aan dat boek een bijdrage had geleverd dan kon dat geen goed boek zijn. Ik was 20 en had geen politieke achtergrond, dus ik geloofde hem. Mijn recensie was vol met verwijten en een dikke vette wijzende vinger. De krant heeft me daarna nooit meer gevraagd om een artikel te schrijven; hetgeen ik me heel goed kan voorstellen.

Dit was mijn eerste botsing met het partij moeten kiezen- houding van de Turkse cultuur. Wie niet goed is, kan het nooit meer goed doen. Meteen een dik vet stempel en meteen een oordeel.

Dit werd een issue binnen ons huwelijk; op den duur kon ik er niet meer tegen en zijn we uit elkaar gegaan.

Want ik was nieuwsgierig, naar mensen; naar hun drijfveren; naar hun motivaties; naar hun angsten; en daarmee ook naar mijn eigen drijfveren, mijn angsten en mijn motivaties.

Na de scheiding ben ik in aanraking gekomen met Turkse mensen, die mijn ex-man als ‘fout’ had bestempeld; of te religieus dus achterlijk. Naarmate ik deze ‘foute’ en ‘achterlijke’ mensen leerde kennen, hoe meer ik raakvlakken met ze ontdekte. Er was de menselijke warmte; er was herkenning en niemand was erop uit om mij te onderdrukken. Zolang ik de sociale codes van deze mensen respecteerde, konden we als mens met elkaar omgaan er ook van elkaar leren.

Begin jaren 2000 was ik coördinator van een centrum waar ook een religieuze Turkse vrouwengroep zijn onderkomen had. Deze groep werd een beetje met de nek aangekeken omdat hij

‘rechts’ zou zijn. Wat ik zag was wat anders; ik zag vrouwen die hun best deden om gezinnen dingen te leren; zoals communicatie tussen mannen en vrouwen. Ze hadden het over vrijheden van jonge meisjes. Er werden goede dingen gedaan. We vochten samen tegen huiselijk geweld; we legden verbindingen met de Nederlandse groepen, nodigden deze uit of we gingen samen bij hun op bezoek.

Ik heb besloten om deze groep een betere ruimte te geven in het gebouw en hun bij het reilen en zeilen van het centrum te betrekken. We begonnen samen dingen te organiseren. Samen aan de ontwikkeling van de vrouwen te werken, zonder met de vinger naar elkaar te wijzen. Hun achterban begon zich open te stellen voor onze visie en het is een wonder dat ze iemand zoals ik, Nederlandse partner, onafhankelijke vrouw, blond kind met groene ogen, volledig konden accepteren. In al hun fragiliteit had ik hun namelijk een hand gereikt. Helaas zag het linksgeoriënteerde bestuur (zowel Nederlanders als migranten) dit als een verraad, omdat ze religieus waren, en ik werd ontslagen.

Nog steeds dwarrelt de vraag in mijn hoofd: wat zien we over het hoofd? Door het gevecht tellen we de vuistslagen niet meer maar we vechten er wel op los. De tijd en de rust lijkt er niet te zijn om uit het gevecht te stappen en vanuit de meta-positie naar het gevecht te kijken.

Ik weet niet hoe het voor me geweest zou zijn als ik in Turkije was gebleven. Echter dat is niet het geval. 9 jaar was ik toen ik naar Nederland kwam; ik ben ook een product van de Nederlandse samenleving. In de jaren 80 werd ik geïnspireerd door Nederlandse schrijvers als Wolkers, Carmiggelt, Van Dis, Freek de Jonge; de Volkskrant en Vrij Nederland. Ik werd geschoold in sociale actie en had het genoegen om met Piet Reckman op een podium te staan. Het geluk lachte me toe wanneer ik een geweldige ontmoeting had met Joris Ivens; die naar Nederland mocht terugkeren na jarenlang persona non grata geweest te zijn. Hij vertelde me dat hij besloot naar Nederland, naar zijn geboortestad Nijmegen terug te keren toen een afgezant van de koningin hem zei dat niet de regering of de koningin maar de geschiedenis hem gelijk had gegeven.

Zijn terugkeer naar Nijmegen ging gepaard met de discussie over het wel of niet in Turkije begraven van de beroemde Turkse dichter Nazim Hikmet. Hij was na zijn verbanning naar de Sovjet Unie gevlucht en daar overleden. De kranten stonden bol van verhalen dat de Turkse regering Nazim Hikmet nog steeds als een landverrader zag en dat zijn stoffelijke overschot niet in Turkije begraven mocht worden. Van Ivens begreep ik dat zij vrienden waren geweest.

De twee verhalen hadden voor mij een duidelijke lijn. Nederland dat na jaren Ivens omarmt, omdat de geschiedenis hem gelijk heeft gegeven. En aan de andere kant Turkije dat een dode dichter niet eens in zijn geboortegrond wilde begraven. Wat een macht geeft de Turkije aan mensen die ergens tegen zijn… Het is het stille toegeven dat zelfs een dode communist gevaarlijk is voor de Turkse samenleving. Wat een opgave om deze cirkel te doorbreken.

Maar wat zou het fijn zijn als we kunnen kijken naar wat eronder ligt? Welke boodschap heeft deze angst ons te vertellen? Nederland is niet bang geweest om Ivens te laten terugkomen; hij werd feestelijk onthaald; hij is in ere hersteld. Niet alleen om hem een plezier te doen; dat ook wel hopelijk, maar ook om een historisch trauma te herstellen.

Bepaalde dynamieken herhalen zich in de geschiedenis en ze zullen blijven terugkomen tot ze zijn opgelost. Ivens in ere herstellen was er zo een. Een beschaving zie je af aan hoe men omgaat met het anders zijnde; iemand of een bepaalde kracht binnen een samenleving uitsluiten betekent ook dat er een donkere kant onder de tapijt wordt geveegd. We denken dat het dan uit het zicht is, maar het zal nooit verdwijnen. Wel zullen deze krachten op een gegeven moment gaan spoken.

Nederland heeft ook zo zijn spoken; die zijn de wereld niet uit. Er wordt misschien anders omgegaan met bepaalde taboes en trauma’s, maar spoken zijn er ook hier. Ik zou willen zeggen: in welke samenleving niet?

Precieze data en informatie heb ik niet, maar ik kan me herinneren dat een journalist van de HP een interview met Janmaat had gehouden. Deze was van de Centrumpartij en gekozen in de Tweede Kamer. Janmaat werd door veel mensen uit de Tweede Kamer buitengesloten. En de journalist die hem had geïnterviewd is door massa’s mensen blootgesteld aan verbaal geweld. Waarom? Omdat hij de ideeën van Janmaat een plek wilde geven. Hoe kon hij? Hoe kon hij het in zijn hoofd halen?

Ook hier zie je weer een donkere kant dat onder het tapijt is geveegd. Deze journalist was het niet eens met de visie en handelingswijze van Janmaat, maar hij deed zijn werk. Hij werd nieuwsgierig naar zijn achtergrond. Want als je zo iemand de ruimte geeft om zichzelf te verwoorden, zal dat ook boekdelen spreken. De arme man is flink in opspraak geweest en volgens mij ook getraumatiseerd door deze gebeurtenis.

Een gemiste kans; het was goed geweest om te luisteren naar een Janmaat. Wat heeft hij te vertellen? Welke onder het tapijt geveegde krachten maakt hij zichtbaar? En laten ons de vraag stellen: wat gaan we doen met wat we horen? Welke historisch cumulatieve frustratie ligt er onder? Wie heeft niet mee kunnen komen? Hoe pakken we die weer bij de groep? Hoe helen we deze krachten?

Geschiedenis draagt ons soms een taak op. We horen dingen die we niet kunnen rijmen en willen op zoek gaan naar de waarheid. Of we nemen het op ons om iets wat zo fout is, vanuit verschillende perspectieven te benaderen. Hiermee kunnen we op de zere been trappen van sommigen. Als die zere been sterk genoeg is, raakt ons verhaal en ons gezichtspunt op de achtergrond. Zo kunnen relativerende krachten op de achtergrond raken. En hun werk niet kunnen doen.

Deze krachten bestrijden door mensen die zogenaamd niet politiek correct zijn als vijand uit te roepen, te hekelen zal op den duur een kwalijke ondertoon in de samenleving zetten. Die er naar mijn gevoel er nu al is.

Het is niet de Nederlandse beleid dat faalt; of het integratiebeleid dat faalt. Laten we kijken naar de historische elementen waardoor we niet met elkaar in gesprek kunnen komen zonder naar elkaar te wijzen. Het gaat niet om fouten van het beleid of de overheid. De geluiden dat het Nederland niet gelukt is om aanhangers van Erdogan te laten integreren, doet de bereidwilligheid van de Nederlandse samenleving te kort. Als we naar de Nederlandse overheid gaan wijzen en zeggen dat die gefaald heeft met het integratiebeleid, bevestigen we de hulpeloosheid van bepaalde gemeenschappen. Natuurlijk hadden de dingen anders kunnen gaan; en wie weet leren we dit met elkaar een keer. Natuurlijk zit er in de Nederlandse samenleving ook elementen van kolonialisme die in het onbewuste is gaan zitten, om met Gloria Wekker te spreken (prof. dr. Gloria D. Wekker is emeritus-hoogleraar en sociaal cultureel antropoloog UvA) Maar naar de overheid of naar elkaar wijzen heeft geen enkele zin. Het is interessant om met elkaar in gesprek te gaan hoe het komt dat we ons buitengesloten voelen; wat de verwachtingen waren en zijn. En hoe realistisch deze verwachtingen naar elkaar zijn.

Nederland heeft migrantengemeenschappen altijd uitgenodigd om mee te doen; om mee te praten. Deze kwamen niet; participeerden niet; isoleerden zich. Niet om zich terug te trekken uit de samenleving maar eerder omdat men in eigen gemeenschappen het verschijnsel participeren anders invullen. Er is bijvoorbeeld in veel collectieve culturen gewoon om zich rond een ideologie of religie te verenigen, dan op grond van een gezamenlijk belang, bijvoorbeeld tegen het korten op de AOW – of iets in die trant.

Het niet weten hoe is een aspect. En als je met meerdere mensen het niet weet, kun je samen een eigen werkelijkheid vormen. Wordt ook wel groepsnarcisme genoemd. Zo wordt er een eigen wereld en een eigen werkelijkheid gevormd die het individu een gevoel van veiligheid en gronding geeft. En als er geen andere alternatieven zijn, koester je je veilige haven met alles wat je hebt.

Uit onvermogen en loyaliteit naar de eigen groep; o jee, als je doorgroeit dan raak je los van de kudde. Het paradoxale is dat er wel hoge verwachtingen zijn naar de overheid. De overheid had dit moeten, dat moeten doen.  Wat heb ik vele bijeenkomsten meegemaakt dat er alleen maar kritiek was op de Nederlandse overheid, op de gemeente, dat men kwaad was op de wethouders. Natuurlijk had de overheid dingen wellicht anders kunnen doen, ze heeft met het integratiebeleid de plank misgeslagen. Maar de andere kant van de medaille is, dat als ik dit als de schuld van de overheid of van de Nederlandse samenleving zou zien, ik de gemeenschappen in een slachtofferpositie zou zetten. En wie slachtoffer is, draagt de potentie in zich om de dader van morgen te worden. Het zou ook de mensen die misschien wel willen meedoen maar niet weten hoe, tekort doen. Willen we geen slachtoffers van ze maken, dan moeten we de verbinding zoeken.

Ik hoop van harte dat er een dialoog op gang komt; op alle niveaus en met iedereen. Dat iedereen zijn zegje kan doen zonder bang te zijn om veroordeeld te worden.

Laten we elkaar aanspreken op volwassen gedrag. Zoals een Marokkaanse cursiste van me zei, naar aanleiding van de terreuraanslag bij Charlie Hebdo: “Ach, ze zeggen maar wat ze willen. Ik loop gewoon door. Waarom zou ik me beledigd laten voelen.”

Begin jaren 80 heb ik een artikel gelezen in de Volkskrant over de schending van Joodse graven. Franse jongeren vernielden Joodse graven op een gruwelijke wijze. De auteur stelde dat de aanwezigheid van geweld als opgekropte frustratie binnen een samenleving zichtbaar wordt als er sprake is van verschil/ het andere is. Hij schreef dat het niet ging om het schenden van de Joodse graven, maar dat de weggezette woede en frustratie als verborgen kracht zich via een groep jongeren de weg had gevonden naar de Joodse graven.

Een persoonlijk trauma of een issue heelt onder andere door te reflecteren op het zelf. Hoe beleef ik het, wat is mijn aandeel in het geheel? Volgens mij is het moment aangebroken dat we dit met het kwaad gaan doen. De hand in de eigen boezem steken; wat is mijn aandeel in het wegzetten van de donkere kant? Hoe draag ik bij aan het wegzetten van de oude pijn?

We zullen verbaasd zijn dat het om dagelijkse dingen gaat en om de dagelijkse interactie tussen mensen; dat het om kleine vooroordelen gaat die een groot impact hebben op levens van mensen. Om automatische aannames. We zullen dan zien dat het gaat om onvermogen en angst; angst dat we niet meer zullen hebben wat we nu hebben. Bang dat een ander meer krijgt dan wijzelf. Bang dat we ons ingebeelde gevoel van veiligheid zullen verliezen. Bang dat we ons ruimte zullen verliezen.

In ieder geval ga ik mijn aandeel bestuderen; mijn eigen aandeel goed in beeld krijgen. Wat heb ik tot nu toe gedaan of gelaten dat er nu zoveel geweld en onbegrip en verdeeldheid is.

Deze vraag gaat boven cultuur, religie en wie wat fout heeft gedaan of niet. In een gevecht tel je de vuistslagen niet, want je zit in het gevecht. Hoe zou het zijn als we uit het gevecht zouden stappen?

Willen we een gezonde samenleving waarin wij en onze kinderen zich kunnen ontplooien, en worden wie we zijn, dan moeten we leren luisteren naar het verhaal van het kwaad; van het geweld; van dat wat we niet willen horen. In dat verhaal zit de heling.

En het kwaad zit in het dagelijkse. In de dagelijkse krenkingen; mensen die elkaar niet eens kennen maar elkaars leven tot een hel maken. De niet capabele managers die levens van mensen verwoesten. En ga zo door.

In de jaren ’90 had ik in Parijs een ontmoeting met Jacques Verges, de advocaat van Klaus Barbie. Op de vraag waarom hij een oorlogsmisdadiger aan het verdedigen was: ‘waar zoveel geweld is tegen mensheid, heeft iedereen daar een aandeel in. Ik wil verantwoordelijkheid nemen voor mijn aandeel’.

Daarom is het persoonlijke nu politiek.

 

Jale Simsek

29 juli 2016